Verwijderen van standbeelden: wat zijn de rechten van de eigenaar en van de kunstenaar?
Als reactie op de juridische problemen van Jan Fabre besloten zowel De Singel in Antwerpen als het S.M.A.K. in Gent het beroemde beeld “De man die de wolken meet” van hun dak te halen. Ook werden recent verschillende beelden van Leopold II verwijderd in het kader van discussies rond de kolonisatie van Congo. Maar is het verwijderen van standbeelden juridisch eigenlijk wel gerechtvaardigd? Kan er niet beter een bord met duiding worden geplaatst om de maatschappelijke context te kaderen in plaats van de beelden te verwijderen? Wat zijn de rechten van de (publieke) eigenaar en wat zijn de rechten van de kunstenaar?
Principes auteursrecht
Wanneer kunstenaars een concreet, origineel werk van letterkunde of kunst – zoals een standbeeld – creëren kunnen ze zich beroepen op het auteursrecht.
Het auteursrecht brengt met name twee grote categorieën van rechten met zich mee voor de auteur. Ten eerste komen hem vermogensrechten toe, zoals het reproductierecht en het distributierecht. Deze vermogensrechten stellen een auteur ertoe in staat inkomsten te halen uit zijn creatie en zich bijvoorbeeld te verzetten tegen namaak. Ten tweede komen aan de kunstenaar morele rechten of persoonlijkheidsrechten toe, zoals het integriteitsrecht en het vaderschapsrecht. Deze morele rechten beschermen de persoon van de kunstenaar en de relatie die deze heeft met zijn werk en maken het mogelijk om zich bijvoorbeeld te verzetten tegen wijzigingen aan het werk die zijn reputatie en eer schaden.
Het auteursrecht geldt in principe voor een periode tot 70 jaar na de dood van de auteur. Dit heeft tot gevolg dat sommige beelden van Leopold II niet meer beschermd zijn door het auteursrecht, wat dus meer vrijheid verleent aan de eigenaars van die beelden om ze eventueel te verwijderen. Dit moet steeds concreet onderzocht worden. Standbeelden van Leopold II zijn immers vaak jonger dan men zou vermoeden (vele dateren van de jaren 1950 en later).
Is het beschadigen van standbeelden strafbaar?
Volgens artikel 526 van het Belgisch Strafwetboek is het vernielen, neerhalen, verminken of beschadigen van een gedenkteken, een monument of standbeeld strafbaar met gevangenisstraffen van acht dagen tot een jaar en met geldboetes van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro. Dit geldt voor standbeelden die “tot algemeen nut” of “tot openbare versiering” bestemd zijn en die door de overheid of met haar machtiging zijn opgericht. Dit geldt ook voor standbeelden, schilderijen en andere kunstvoorwerpen in openbare gebouwen of kerken.
Rechtbanken moeten er wel rekening mee houden dat het bekladden van een standbeeld ook een vorm van “meningsuiting” kan zijn. De eventuele bestraffing moet dan ook proportioneel zijn en afgewogen worden tegen het beoogde doel (de bescherming van eigendom). In principe zal dit onder het Belgische recht weinig problemen stellen.
Morele rechten en het weghalen van standbeelden
Het vernielen of beschadigen van standbeelden vormt een inbreuk op de fysieke eigendomsrechten van de eigenaars van deze beelden (vaak zijn dit publieke overheden) en op de morele rechten van de kunstenaar of diens erfgenamen.
Maar hoe zit het met het weghalen of verwijderen van standbeelden? Om te weten of er een schending is van de morele rechten van een kunstenaar bij het verwijderen van een standbeeld uit de publieke ruimte moet een afweging worden gemaakt tussen de morele rechten van de kunstenaar, de eigendomsrechten van de (publieke) eigenaar en het belang van de maatschappij om het werk te verwijderen (of juist te behouden). Deze belangenafweging moet gemaakt worden omdat de morele rechten van de kunstenaar en de eigendomsrechten van de (publieke) eigenaar nooit absoluut zijn.
Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg van Brugge op 30 december 2016 dat de kunstenaars Livia Canestraro en Stefaan Depuydt zich niet konden verzetten tegen de verplaatsing van hun beelden van het plein ’t Zand in Brugge naar het nabijgelegen Albert-I-park. De verplaatsing door de Stad Brugge kaderde in een heraanleg van het plein. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe locatie de integriteit van de beelden niet aantastte, en dat de rechten van de fysieke eigenaar van het kunstwerk (de Stad Brugge) primeerden op de auteursrechten van de kunstenaars.
Een gelijkaardige afweging wordt gemaakt bij de vraag of de eigenaar van een gebouw wijzigingen mag aanbrengen aan zijn gebouw zonder toestemming van de oorspronkelijke architect. De kortgedingrechter in Brussel oordeelde daarover in 2002 dat het auteursrecht van de architect geen belemmering vormt voor wijzigingen aan een gebouw die nodig zijn door technische vereisten of voor wijzigingen die beantwoorden aan de nieuwe vereisten uit de nutsbestemming van het gebouw.
Naar analogie hiermee kan men argumenteren dat gewijzigde maatschappelijke opvattingen de (publieke) eigenaar van een kunstwerk het recht verlenen om een kunstwerk te verwijderen. Uiteraard moet dit steeds afgetoetst worden aan de concrete feiten, met een correcte belangenafweging.
Een bord met duiding bij het kunstwerk?
Is juridisch gezien het aanbrengen van borden met duiding bij standbeelden dan sowieso een veiligere optie dan het weghalen van standbeelden uit de openbare ruimte?
Uit het ‘jonggehuwdenarrest’ van het Hof van Cassatie van 8 mei 2008 blijkt dat zelfs het aanbrengen van een bord met duiding een inbreuk kan vormen op de morele rechten van de kunstenaar. Een bord kan er met name voor zorgen dat het kunstwerk in een ongepast kader komt te staan en de geest van het kunstwerk gewijzigd wordt. Dit hangt opnieuw af van de concrete feiten.
Het aanbrengen van een bord met duiding wijzigt natuurlijk niet automatisch de geest van het kunstwerk. Het blijft dan ook belangrijk om de concrete feitelijke situatie in acht te nemen en een afweging te maken tussen de rechten en belangen van de verschillende rechthebbenden. Een bord met duiding zal waarschijnlijk minder snel de morele rechten van de kunstenaar schenden wanneer het bord bij het standbeeld wordt geplaatst, eerder dan op het kunstwerk zelf.
Conclusie i.v.m. het verwijderen van standbeelden
Als de verwijdering van een standbeeld of het aanbrengen van een bord met duiding toch de geest van het kunstwerk zou aantasten, maar die geest zorgt voor maatschappelijke controverse bij een aanzienlijk deel van de bevolking, dan moet volgens ons de “expressievrijheid” van de huidige maatschappij zwaarder kunnen doorwegen dan opvattingen uit een vroegere periode. Dit is des te meer zo wanneer het standbeeld reeds van bij de oprichting bedoeld was om een gecontesteerde visie te propageren (wat het geval lijkt te zijn bij vele standbeelden die de kolonisatie verheerlijken). Werken die in de openbare ruimte staan en een bepaalde boodschap uitdragen moeten zelf ook het voorwerp kunnen uitmaken van discussie. In de belangenafweging moet uiteraard ook rekening gehouden worden met het maatschappelijk belang van het “herinneren” van historische feiten en vroegere denkbeelden.
In het geval van Jan Fabre (“de man die de wolken meet”) lijkt het ons dat het weghalen van de beelden op zich de integriteit van het kunstwerk niet schendt. Toch moet men opletten dat het kunstwerk nadien op een nieuwe “gepaste” locatie wordt geplaatst. Een locatie in de buitenlucht (een link met “de wolken”) lijkt daarbij evident.
Een praktische oplossing kan er in bestaan om een nieuw kunstwerk te plaatsen dat in dialoog treedt met het oorspronkelijke kunstwerk. Dit lijkt een interessantere en meer zichtbare oplossing dan het aanbrengen van een bordje met duiding of het verwijderen van een standbeeld.
Een pasklaar antwoord is er niet, maar het is wel duidelijk dat het weghalen van standbeelden en kunstwerken niet lichtzinnig mag gebeuren en dat steden, gemeenten en musea best een correcte afweging maken tussen de belangen van de verschillende partijen (eigenaar, kunstenaar en maatschappij).
Auteurs: Bart Van Besien en Ilona Min
Recente reacties